2004: Antiek Triviant
Ik vind een oud, dun boekje met de weidse titel: “Honderd wiskundige en wetenschappelijke vragen en antwoorden tot nut en vermaak”. Het stamt naar mijn inschatting uit het begin van de twintigste eeuw. *)
Kijk eens aan, in feite een antieke voorloper van het spelletje Triviant. De ondertitel luidt: “…ten dienste van alle standen en tot nuttig vermaak in gezelschappen”.
Ik zie voor me hoe de familie op zondagavond zich gezellig rond de tafel heeft geschaard. Oom Hendrik en tante Jans zijn op bezoek. De mannen roken een fijne sigaar en maken smakkende geluiden na elke slok van hun jenevertje. De vrouwen doen hun breiwerkje of stoppen nog wat sokken. Voor de knusse gelegenheid nippen zij een citroentje met suiker weg.
Tijd voor een spelletje!
Vader Gerrit draait de gaslamp nog wat hoger, en roept opgewekt: “Tijd voor een spelletje!” Trots haalt hij het dunne boekje tevoorschijn dat hij voor wel ‘twintig cents’ bij een boekenstalletje heeft gekocht. Hij legt uit wat de bedoeling is en declameert plechtig de eerste wiskundige dan wel wetenschappelijke vraag. De kinderen luisteren vanuit de bedstee stiekem mee, alwaar zij met z’n zessen in liggen.
“Weet jelui: Hoe men zich van wand- of weegluizen kan bevrijden, met geringe kosten, zonder stank, rook of verf, en dit, desbegerende, zelf kan verrigten?”
Voldaan kijkt vader in het rond, in afwachting van een antwoord. Je ziet hem denken: daar hebben ze tóch niet van terug!
“Wij hebben geen wandluizen,” snibt tante Jans.
“En al helemáál geen weegluizen!” roept oom Hendrik verontwaardigd, terwijl hij half overeind komt en al klaar staat om met zijn vuist op de tafel te slaan.
“Rustig, rustig! Het is maar een spelletje,” sust vader, “tot nut en vermaak!”
Het loopt uit de hand
Moeder Marie ziet de zaak alweer uit de hand lopen en zegt: “Ga nou maar weer zitten en neem nog een neut, Hendrik. Dan leest Gerrit ons het antwoord wel voor, hè Gerrit?”
“Natuurlijk,” geeft vader met nauwverholen triomf in zijn stem toe. “Daar komt ie!”
“Men laat een schot van witte teenen maken, platgevlochten even als een wieg van fijnte, de breedte van de bedstede of het ledikant, twee voet hoog. Dan zet men dit als een schot in de bedstede of het ledikant, aan het hoofd- of voeteneinde. Doch vooraf bestrijkt men hetzelve met een luier, daar een kind in gewaterd heeft. Twee of driemaal des zomers, zoodra het heet weer wordt, kruipt het ongedierte in het mandwerk. Des morgens legt men een laken op den grond en slaat het mandwerk met eenen dikken stok er op uit en binnen korten tijd zal men zich van dit hatelijk ongedierte bevrijd zien.”
“Waar een kind in gewaterd heeft?” bulderlacht oom Hendrik, “Kan ik dat zelf niet doen?”
“Draag jij een luier dan, Hendrik?” vraagt moeder Marie ontdeugend.
Tante Jans vindt dat hele boekje maar niks en zegt meesmuilend: “Nou, geweldig hoor Gerrit, als we nog eens wandluizen hebben weten we tenminste dat we bij jou moeten zijn!”
In de bedstee liggen de kinderen intussen verwoed te krabben. Gauw door naar de volgende vraag!
Audioversie:
[sc_embed_player_template1 fileurl=”https://arnoudhugopodcast.s3.eu-west-3.amazonaws.com/RADIOLOG20070822+Antiek+Triviant.MP3″]*) Noot: Later onderzoek wees uit dat het boekje stamt uit ongeveer 1840-1850. Wie het helemaal wil lezen kan online een pdf-scan bekijken.
Laatste revisie op 13 november 2019.