De evolutie van het poepen sinds de Romeinen
In openbare toiletten zaten de Romeinen tijdens het poepen naast elkaar. Geen deuren, geen scheidingswandjes, geen toiletjuffrouw, geen schoteltje. Gewoon vol in het zicht. Men wisselde de laatste nieuwtjes uit.
Ik bevind mij op de camping. Het sanitair is matig. Er zijn drie toiletten. De enige wc die nog vrij is, is de middelste. Ik voel me als bij de Romeinen. Gelukkig heeft de mensheid in die pakweg 2500 jaar bereikt dat er nu wél deuren en scheidingswandjes zijn.
Zwaarlijvige mannen die poepen
Je kunt onder die scheidingswandjes door kijken. Links zie ik een sandaal, rechts een Croc. Ik zet mijn voeten dicht naast elkaar.
Het zijn zwaarlijvige mannen aan weerszijden van mij. Ik weet niet waarom, maar zoiets voel je. Waarschijnlijk hebben ze een breed aura. Of is de luchtdruk anders.
Ik hoor eindeloos reutelende scheten, lang ingehouden en piepend ontsnappende gasvorming. Gevolgd door blubberende spuitpoepgeluiden. Krampachtig steunen, uitlopend in bevrijd zuchten. Een muziekje uit het plafond houdt de stemming erin. Niet bij mij.
De tegelvloeren zijn nat en viezig. Flarden wc-papier versterken het beeld van onhygiëne.
Het is een sociologische ervaring in de microkosmos van de leeglopende mens. De een wil zijn aanwezigheid zo min mogelijk laten merken (ik). De ander etaleert zijn geluiden nadrukkelijk, demonstratief (de buren).
Samengeknepen billen
De volgende dag loop ik met samengeknepen billen wederom naar het toiletgebouw. Ik moet nodig. Mijn zoontje van drie rent achter mij aan.
“Pappa, ik wil met jou mee!”
Ik zeg dat dit nu even niet kan. Hij blijft aandringen. Door mijn eigen aandrang ben ik genoodzaakt toe te geven.
Even later zit ik op de pot in de middelste wc. Alweer de middelste.
Zoon staat voor me. De situatie bevalt mij maar matig.
Hij informeert of ik nu zit te poepen.
Dat bevestig ik.
Of de mannen hiernaast ook zitten te poepen.
Ja, dat denk ik wel…
“Waarom?” Hij verkeert in de waarom-fase.
Soms moet je er gewoon niet op ingaan. Dat leidt nergens toe. Hooguit meer waaroms.
De buurman ontgast zichzelf luidruchtig.
“Hij heeft een scheetje gelaten!” hinnikt mijn zoon.
Halleluja
Hij heeft er geen weet van, maar ik leer van mijn zoon: het is beter om toe te treden tot de categorie die zich akoestisch ongeremd laat gaan (voorheen: de buren). Al die gêne is nergens goed voor.
“Is dat je piemel?”
We kamperen in Zweden. De kans dat de buren zijn vragen begrijpen is klein. De muziek uit het plafond speelt ‘Halleluja’. Kutnummer, maar ik kan er dit keer wel in meegaan. Ik moet er niet aan denken dat mij dit op een Nederlandse camping overkomt.
Het oog
Lang geleden bevond ik mij in een wc te midden van een lange rij toiletten in een restaurant langs de Britse snelweg. In één van de scheidingswanden ontwaarde ik een klein gat. Ik stelde mij voor hoe dit was geboord met de priem aan een padvindersmes. Nieuwsgierig keek ik door het gaatje of het doorliep naar de andere kant. Dat deed het. Ik keek in een oog.
Aan het oog zag ik dat het voor dat oog dagelijkse kost was om door dat gaatje te turen. Het keek brutaal. Best kans dat het een oog was met een padvindersmes. Met een ruk trok ik mijn hoofd weer terug. IJlings propte ik een stukje wc-papier in het gaatje.
Urinoirs op het Rembrandtplein
Ik voelde weer een stukje jeugdige onschuld van mij afbrokkelen. Net als de keer dat ik als jochie in de openbare urinoirs op het Rembrandtplein tijdens het pissen toevallig omhoog keek. Ik verwachtte de sterrenhemel, maar ik zag het gezicht van een vieze man. Met buitengewone belangstelling bestudeerde hij mijn schuchtere jongensleutertje. Sindsdien vermijd ik urinoirs. Zodra er iemand naast mij komt staan kan ik niet meer pissen. Noem het een kindertrauma.
De urinoirs op het Rembrandtplein zijn verdwenen. Terecht. Dat scheelt bij de verwerking.
Kakken met kortingsbon
Ik stelde al vast: sinds de Romeinen had de mensheid ruim de tijd om de openbare ontlastingsomstandigheden te verbeteren. Het beste waarmee men tot dusver is gekomen, is de 2theloo. U kent ze wel: 50 of zelfs 70 cent in de gleuf, molentje door en de behoeften doen op een schoon toilet. Je krijgt een kortingsbon voor een consumptie. Je voelt dan je minder genept, is de gedachte. Slim. Maar het blijft een magere vooruitgang.
Niet voor niets heb ik regelmatig terugkerende dromen dat ik nodig moet en dat ik geen wc kan vinden. Of ze zijn altijd bezet. Of dusdanig zwaar vervuild dat ik het net zo goed in mijn broek kan doen. Ik zal u de afzichtelijke beelden besparen die dan door mijn duistere dromen trekken. De Romeinen hadden dit soort dromen denk ik niet. Voor ons blijft het tobben. Wij steggelen over genderneutrale toiletten.
Laatste revisie op 30 mei 2020.
3 Reacties
JOHNN
Hoi nog steeds aan het kamperen? Of zijn dit de eerste ‘sweet memories’? De waarom-fase gaat naadloos over in de pies-en-poep fase. Dus jullie zitten mooi in het spoor. Gezonde ontwikkeling. Alleen jammer dat ik net koffie wou drinken met een lekkere stroopwafel 🙁
Arnoud
Nee, wij zijn helemaal klaar met kamperen. 😉
Henk van S tot S
Gelukkig voor jullie:
Kamperen is ook zo “te laag bij de grond.”
😉