De moord op de musea

Rijksmuseum en toeristen

Ik heb een Museumkaart. Maar veel gebruik ik hem niet. Ik zie op tegen de drukte in de musea van tegenwoordig. Althans, zoals je die aantreft in de grote, belangrijke musea.
Binnen enkele jaren is de ‘museumbeleving’ dusdanig verslechterd, dat de drempel alleen maar hoger is geworden. De commercie heeft genadeloos toegeslagen.

Even spontaan naar binnen wippen als je in de buurt bent is er meestal niet meer bij. Alleen als je vooraf een ‘e-ticket’ koopt mag je langs de lange wachtrij. Of het museum werkt met ‘time-slots’, zodat je gedwongen bent op een bepaalde tijd te komen. Wanneer je eenmaal binnen bent barricadeert een muur van toeristen je uitzicht op hetgeen waarvoor je kwam.
Zelfs iets knulligs als het Nijntje-museum weet zich geen raad met de drukte en kiest op hoogtijdagen voor time slots.

Voorgoed verpest

Ik ben verwend door vroeger, toen ik als kind met mijn vader gewoon zonder wachten het Rijksmuseum binnenliep. Die spontaniteit is voorgoed verpest.
In het verleden was een museum als ‘het Rijks’ een plek waar je rust vond en tijd voor je eigen gedachten, waar je kon mijmeren bij een schilderij of bij ‘het stokske van Oldenbarnevelt’, waar je als kind bij de oude harnassen fantaseerde over de veldslagen tijdens de tachtigjarige oorlog.
Nu benauwt mij het vooruitzicht van drommen mensen en gedrang, ik haak bij voorbaat af, zoals onlangs nog bij de tentoonstelling met het werk van Jeroen Bosch.

Hoe komt het dat musea zoveel drukker zijn dan vroeger? Antwoord: keiharde marketing. Bij belangrijke tentoonstellingen wordt een wereldwijde pr-machine gestart. Dit moet iedereen hebben gezien, unieke tentoonstelling, ‘once in a lifetime’, mag je dus niet missen. Kassa voor de musea, want de prijzen zijn behoorlijk hoog.

Lees ook:
Een dooie boel, dat zou het beste zijn

Kwijnende museumpjes

Wij kunnen straks alleen nog gemakkelijk terecht in kwijnende museumpjes, zoals het schaatsmuseum, het spaarpottenmuseum, het draaiorgelmuseum, het brillenmuseum, het woonbootmuseum, het uitvaartmuseum, het klompenmuseum, het strijkijzermuseum, het politiepettenmuseum, het flessenscheepjesmuseum, het prostitutiemuseum, het Sinterklaasmuseum, het schelpenmuseum, het statenbijbelmuseum of het Nationaal Baggermuseum.

Mufheid

Allemaal prachtig natuurlijk, lekker rustig, maar een alternatief voor het Van Gogh of het Stedelijk is het natuurlijk niet. Meestal moet je bij thuiskomst je kleren buiten hangen om de opgelopen mufheid eruit te laten waaien.

Ik moet de collecties maar digitaal gaan bekijken, thuis op de iPad.
Dat kan tegenwoordig en het spaart een hoop ergernis. Voor de echte ‘museumbeleving’ moet ik dan maar terugvallen op die kleine musea.

Nou, waar zal ik eens heen op een regenachtige dag? Het Aardbeienmuseum? Of staat daar tegenwoordig ook al een rij tot om de hoek?

Laatste revisie op 2 februari 2019.

(366 keer bezocht, 1 bezoeken vandaag)

6 reacties op “De moord op de musea

  1. Heu. Brombeer. Vroeger, toen we inderdaad zo binnenliepen met onze museumjaarkaarten, was het museum elitair. In de klas was ik een van de weinigen die regelmatig ging. Tegenwoordig gaan er veel meer mensen. In Amsterdam veel toeristen, maar daarbuiten valt dat best mee. Laatst nog spontaan naar het Stedelijk geweest. Niks idioot druk.

    Ja, de marketingmachine draait op volle toeren, maar de tentoonstellingen zijn ook veel leuker dan vroeger. Vooral voor kinderen, maar ook bij de ‘volwassen’ tentoonstellingen is het stof er flink afgeblazen. Museums zijn dus zichtbaarder, leuker, en toegankelijker. Grote stukken reizen vaker (voor Bosch ging ik 10 jaar geleden nog naar Madrid, nu kon ik mooi naar Den Bosch). En dat werkt, want de mensen komen graag en veel. Dan wordt het misschien druk, maar je krijgt wel de kans iets bijzonders te zien. Overigens is dat reizen niks nieuws: veel (kerkelijke) stukken reisden vroeger ook rond en de mensen stroomden ook toen in groten getale toe.

    Bosch was overigens prima geregeld. Nee, het was geen dwalen door de lege zalen zoals vroeger, je moest soms een beetje wachten, maar met een prima looproute en een goede spreiding van topstukken en kleinere werken hoefde je je niet te vervelen tijdens het wachten, en had je alle tijd de uiltjes te tellen op de Hooiwagen.

    Ik kan natuurlijk niet voor een ander spreken, maar ik vind het prima zo: meer topstukken dicht bij huis. Grotere kans op topstukken in de buurt als ik ergens op vakantie ben. Meer vrienden om mee naar het museum te gaan en meer aandacht voor kunst in de media. Dat ik mijn bezoek moet plannen neem ik dan op de koop toe.

    Nee, volgens mij is er van moord op het museum geen sprake. Integendeel. Het museum lijkt springlevend te zijn.

    1. Ik kan het eens zijn met de opinie dat het niet allemaal negatief is wat de moderne tijd voor de musea heeft voortgebracht. Er zijn echter ook voldoende kritische kanttekeningen te maken. Het karakter van de exposities is meer richting imponeren dan diepgang gegaan. Met audiotours en guides probeert men hieraan tegemoet te komen en tevens de (doorloop)gang er een beetje in te houden. TV uitzendingen met aandacht voor wat de grote musea allemaal doen hebben wel positief gewerkt om een ”ander” publiek naar het museum te trekken dan er vroeger kwam, toen het nog ”elitair” was.
      Het werkt niet allemaal goed uit, misschien wel voor de museumdirecteuren die goede sier kunnen maken met hun recordmeldingen van bezoekersaantallen – maar niet voor de serieuze bezoekers die struikelen over al die mensen die de tentoonstellingen bezoeken in het kader ”must visit”, ”must see”!!! Die de ruimten vullen met hun luide onderlinge prietpraat en selfie-manie gedrag. Ik herken wel wat in dit brombeer verhaal.

      1. Maar waarom zijn bezoekers die vinden dat ze ‘het gezien moeten hebben’ (jouw categorie ‘must see’) zo verschrikkelijk? Ik wilde naar Bosch omdat ik ben opgegroeid met een reproductie van De Tuin der Lusten thuis. Toen ik op kamers ging, nam ik die mee. De Tuin heeft het nog 10 jaar volgehouden, en toen waren de druktechnieken en materialen uit de jaren ’70 niet meer bestand tegen de tijd. Of beter gezegd: tegen zuurstof en zonlicht.
        Dus Bosch? Mijn grote liefde. voor naar Madrid geweest. Must See is een understatement, MUST SEE komt dichter in de buurt. Is dat beter of slechter dan iemand die zijn werk voor het eerst zag op TV?

        Natuurlijk is het niet allemaal fantastisch en ook ik als positivo kan genoeg kritische kanttekeningen maken bij de huidige tentoonstellingspraktijk. Ik mis evenwicht. Niet alles zou moeten draaien om topstukken en verlanglijstjes. Het meest genoot ik bijvoorbeeld van ballet in de jaren dat mijn ouders een zondagmiddagabonnement aanschaften en ik gewoon Heel Veel zag. Dan ga je namelijk vanzelf veel meer zien. Geldt voor beeldende kunst net zo natuurlijk. Maar met een MJK kun je echt veel zien voor nog geen 60E per jaar. Moet je zelf wel een beetje opletten. En mag je ook best een beetje mopperen bij Bosch in Den Bosch. Maar over het algemeen genomen staat de sector (in brede zin) er als je het mij vraagt beter voor dan pakweg 25 jaar geleden. Dankzij de reizende topstukken. Die ik vaak ook nog te zien krijg.
        En dat juich ik toe.

        1. Ach ja elk gun ik zijn passie. Alleen: wel eens uitgescholden door een museumbezoekster van de ”been there!” categorie omdat je door haar beeld liep toen ze juist de volmaakte selfie wilde afdrukken? Dat soort dingen maakt dat ik wel een beetje kan invoelen wat Arnoud met deze tekst wil overbrengen.

          En de rijen natuurlijk. Dan zegt zo’n vriendelijke ouvreuse: Als u om tien uur ‘s morgens komt is het nog vrij rustig. Maar ja, dat is fijn voor iemand uit dezelfde stad – maar als je 2 1/2 uur moet reizen? Ik blijf een voorstander van goede replica’s, heb eens een tuin vol Rodin-werk bezocht, slechts 2 beelden origineel, de andere afgietsels. Heb toch genoten.

  2. Het zijn de woorden ”event” en ”beleving” die tegenwoordig de gang van zaken beheersen. Ook moeten de grote musea al lange tijd stevig tegen elkaar opbieden voor de ”kijkcijfers”. De concurrentie is van internationaal tot wereldwijd geworden. Om spectaculair uit te pakken moet je stukken bij elkaar brengen die in de vaste collecties over de hele wereld verspreid zijn geraakt. Om dat spul bij elkaar te krijgen moet er vreselijk veel georganiseerd, onderhandeld, getransporteerd en verzekerd worden. Dat kost allemaal bakken met geld. Daardoor rijzen de toegangsprijzen. En omdat de kaartjes niet onbeperkt duur mogen/kunnen worden moet het aantal bezoekers steeds verder omhoog. Japanners, Indiërs en Chinezen moeten massaal worden ingevlogen. Afgezien van de gigakosten van zulke grote exposities ook nog een enorme belasting voor het milieu.
    Ik ben er een voorstander van dat elk museum zijn originelen in eigen collectie behoudt en van de andere gewilde objecten getrouwe kopieën exposeert. De techniek biedt hiervoor ongekende mogelijkheden. En het doorsnee publiek ziet geen verschil..

  3. Die massa-hysterie-tentoonstellingen zijn inderdaad een ramp voor de liefhebber.
    Hier in Groningen hebben we net de Bowie gekte gehad.
    Ook den Bosch viel met “Jeroen Bosch” ten prooi aan het door jou verafschuwde.
    Persoonlijk toer ik tegenwoordig met mijn kaart de kleine musea in het noorden af.
    Vaak leuke exposities en lekker rustig.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Previous Next
Close
Test Caption
Test Description goes like this
Total
0
Share